Futuristen en Dadaisten zijn eigenlijk een soort voorlopers van Fluxus.
Het wordt een neo-dada kunsttroming genoemd en was actief in de V.s en Europa vanaf 1962. Het duurde ongeveer drie jaar.
Oprichter is George Maciunas, hij begon met performances die Fluxus noemde. In 1963 schreef hij het manifest, hij wilde de wereld zuiveren van wat men de ‘intellectuelen’ noemden. Ze willen iets compleet nieuws, ze zeggen ‘Kunst en leven zijn één’. Alle ‘events’, zoals zij dat noemen zijn waardig.
Namen binnen Fluxus: Yoko Ono, Wim T. Schippers. Maar ook Anthon Beeke deed mee aan fluxus-events in Nederland. Hij las in pak een onbegrijpelije tekst voor terwijl zijn zus zich uitkleedde, Wim zat in een voetbad en er ging een wekker af.
John Cage was ook bezig met dergelijke dingen maar richtte zich op de muziek. Hij integreerde rare geluiden klassieke muziek. Krakende trap e.d. Ze noemen het ook wel concrete muziek. Er werden ook ‘de-collages’ gemaakt, een van de weinige kunstwerken binnen Fluxus. Er werd ook aan mail-art gedaan, mensen mailden elkaar dingen over de hele wereld. Het draait meer om film en events, dingen die in beweging zijn,van daar de naam Fluxus, iets wat fluctueerd.
Voorbeelden van die eventen: een fles limonade leeggieten in de zee op het strand van Petten, maar ook een mars door Amsterdam, in een bootje in een plas het water glad proberen te strijken, met inkt schrijven in de regen.
In Duitsland, Joseph Beuys, hij was een belangrijk persoon binnen de Duitse kunstontwikkeling. Hij begon ook met events- achtigen, hij verzamelde rommel op straat met een bezem en deed de verzameling vervolgens met bezem in een glazen kist.
Zijn werken zijn niet doelloos, hij wil wel betekenis geven aan het materiaal. Er zijn terugkerende materialen binnen zijn werk, hij ziet het maken van kunst als een magische handeling. Hij heeft een wat serieuzere aanpak binnen het Fluxus. Wel houdt hij zijn werk wel het liefst wat mysterieus. In iedereen schuilde een kunstenaar volgens hem, het zijn wereldverbeteraars.
Hij leidde in Dusseldorf een aantal schilders op tot neo-expressionisten. Het werd actief vanaf ongeveer 1975. Anselm Kiefer was er zo een. Hij gebruikte materiaal naast verf bij zijn doeken, het zijn zware beelden met veel donkere kleuren. Het gaat veelal over Duitsland en zijn geschiedenis. Kiefer is na de oorlog weer een van de eersten die aan de slag gaat met de kunst. En dan ontstaat het neo-expressionisme.
Een collega is Jörg Immendorf, zijn stijl is zeer verschillend van die van Kiefer. Meer beeldend en verhalend en er is vaak een politieke lading aanwezig. Hij wil duidelijk zijn kritiek kwijt. Hij maakte een reeks over een café in Duitsland. ‘Snee-kafee’ stond voor hem symbool voor de scheiding tussen oost en west Duitsland.
Terug naar Nederland, begin jaren 60. Anthon Beeke, hij was assistent van Jan van Toorn en rolde zonder opleiding in het vak Grafisch Ontwerpen. Hij vindt dat alles mag en provoceerd graag. Hij begint met een blaadje, ‘Hitweek’ over popmuziek, waar meerdere ontwerpers, zo ook Swip Stolk aan meewerkten.
De typografie spreekt vooral bij het nieuwjaarsnummer van ’66, ze vroegen Wijdeveld om hun blaadje te verrijken.
Anthon maakte affiches voor de Bijenkorf, in die tijd Swip Stolk ook, je ziet duidelijk overeenkomsten. In 1970 maakte Beeke een Alfabet van blote meisjes voor ‘het Kwadraatblad’. wat Crouwel ook had gedaan, maar dit wat onlesbare alfabet was tenminste leuk zei Beeke. Hij werd wat verbaasd gevraagt door Crouwel om voor zijn Total Design te werken, juist omdat hij zo’n kritische en eigen kijk had. Hij maakte een paar affiches voor het Holland Festival. Hij zegt zelf: ik laat de opdacht in mijn hoofd stoven en laat het een beetje los zodat het naar een oplossing suddert. Voor theater gebruikte hij veel fotografie, hij kon ook niet goed tekenen, maar hij hield ook van de realiteit binnen foto’s. Zo gebruikte hij veel zwart wit fotografie en shockerende beelden. Ook opvallend is dat hij zijn naam onder zijn werk zet, wat doet refereren aan de kunst.
Het past een beetje bij Post-Modernisme. Het is dan bedoeld om de associatie van de ontwerper te volgen, er zijn vaak verwijzingen naar de kunstgeschiedenis, en het werk heeft meerdere lagen binnen de betekenis, en er is een vervaging van de grens tussen grafisch ontwerpen en kunst.
Swip Stolk is een tijdsgenoot en vriend van Beeke. Stolk deed lang de vormgeving van het Groninger Museum.Hij creeërd vaak een kleine grafische irritatie. Hij mixt stijlen en experimenteerde veel.